WB01343_.gif (599 bytes)

STRIPS

Zie de helft van 't verhaal

Het is maar goed dat de semioticus-avant-la-lettre Gotthold Ephraim Lessing (1729-1781) het stripverhaal niet gekend, heeft, want het zou zijn denkbeelden zo in de war gebracht hebben, dat hij zijn Laokoon oder über die Grenzen der Malerei und Poesie (1766) niet had kunnen schrijven.

In dat werk vergelijkt de geleerde een uitbeelding van de dood van Laokoön (de Trojaanse priester die zijn stadgenoten waarschuwde voor het binnen de muren halen van het houten paard) in een beroemde in Rome gevonden beeldengroep met een beschrijving van datzelfde onderwerp in Vergilius' Aeneis.

Het wezenlijke verschil tussen beide benaderingen is volgens Lessing dat die van de poëzie"duidelijk een voortschrijdende handeling is, waarvan de verschillende delen na elkaar, chronologisch, gebeuren, de ander daarentegen (die van de beeldende kunsten in het algemeen -HS) duidelijk een statische handeling, waarvan de verschillende delen zich naast elkaar in de ruimte ontwikkelen". Poëzie is "tijdkunst", de beeldende kunsten zijn "ruimtekunst".

Het stripverhaal is beide. Zowel het lezen van de ballonteksten als het "lezen" van de opeenvolging van plaatjes houdt een tijdsverloop in, terwijl het bekijken van de afzonderlijke plaatjes waarin, vaak binnen één kader, verschillende handelingen tegelijk te zien zijn, een statische aangelegenheid is. Daarnaast kan men elk plaatje, afzonderlijk ook nog eens beoordelen alsof het een schilderij is.

Alleen die stripverhalen waarin beeld en tekst elkaar aanvullen, zonder elkaar onbegrijpelijk zijn, komen voor de naam stripverhaal in aanmerking. Toonder tekent geen strips, maar illustreert zijn verhalen met de techniek van een striptekenaar.

Wie het bij Casterman verschenen boek Woestijnkoorts van Jacques de Loustal en Philippe Paringaux leest heeft aanvankelijk de neiging om te zeggen: dit is ook geen strip maar een zeer overdadig geïllustreerde novelle.

In geen enkel plaatje ziet men een tekstballon. Wie de onderschriften achter elkaar legt zonder op de tekeningen te letten krijgt niet de indruk iets gemist te hebben. Integendeel als er tussen de stapels pulp in de stripwinkel één boek voor het predikaat literair in aanmerking komt is het dit wel. Het verhaal is af en uitstekend verteld.

Aan boord van een veerboot op weg naar Noord-Afrika duelleert eén Frans officier met een Arabische prins omwille van Baby, een Amerikaanse tennisspeelster op weg naar haar laatste toernooi. "De man in het wit verweerde zich niet, hij drukte een zakdoek tegen zijn wang en alles was voorbij". Dit laatste nu is niet het geval. De Fransman wordt gefotografeerd in compromitterende omstandigheden, zijn carrière is verwoest, Baby verlaat hem en wordt geschaakt door de Arabier van de boot. "Ik houd zoveel van u dat dat me alle rechten geeft. ( ... ) Zelfs het recht om u te ontvoeren bij degenen die u denken lief te hebben. Hun liefde valt in het niet bij die van mij". In gezelschap van Baby's vriendin, de brede Duitse Eva, vindt de officier de twee, maar van een gelukkig einde is geen sprake. "Het wapen trok zwaar aan zijn arm".

In het "tekstgedeelte" van Woestijnkoorts is er iets dat de lezer laat weten met meer dan alleen een geïllustreerd verhaal van doen te hebben: vrijwel ieder bijschrift zou de eerste zin van een verhaal kunnen zijn. "De matras rook naar zweet, parfum en opgedroogde liefde. De man die erop lag stak weer een sigaret op, volgde met de vlam van de aansteker,een kakkerlak op de muur. Toen richtte hij zijn blik weer op het plafond". "Onvermoeibaar plaatste de baron de naald steeds weer in de groef, en elke keer klonk de viool droeviger". Het zijn van die zinnen die niet verwijzen naar andere zinnen, maar alleen vragen oproepen die beantwoord kunnen worden door dat andere element van dit verhaal: de plaatjes.

Hoe subtiel beeld en tekst het statische en het dynamische, elkaar 'bepalen blijkt bijvoorbeeld uit de hantering van het littekenmotief. Dat de Arabier een gekerfde wang heeft staat met zoveel woorden in de tekst, dat de vriendin Eva door een scheermes getekend wordt ook, maar het is alleen maar te zien dat ook Baby een snee in haar wang krijgt, moet krijgen, zou ik zeggen, want de overdadige rouge op precies dezelfde plaats getekend in het begin van het verhaal lijkt dat aan te kondigen. Wie plaatjes kijkt en wie alleen de tekst leest mist wel degelijk de helft van het verhaal.

De afzonderlijke tekeningen van Woestijnkoorts, een combinatie van inkt en aquarel, zijn schitterend. Zoals de tekenaar in een interview zei: je moet het verstrijken van de tijd kunnen voelen. de verschillende fases van het licht van de dag". Dat is inderdaad op een meesterlijke manier gelukt. Dat hier en daar, in interieurs, details van het landschap of in de afgebeelde architectuur soms wat al te duidelijk van documentatie gebruik is gemaakt neem ik heel graag op de koop toe.

HANS STEKETEE

Volkskrant 13-5-1985 (datum kan onjuist zijn)